Приложение:Спряжение:opvliegen

Спряжение действительного залога глагола opvliegen
Неопределённые формы глагола основная форма дополнительная форма
имперфект настоящее opvliegen op te vliegen
будущее zullen opvliegen
op zullen vliegen
te zullen opvliegen
op te zullen vliegen
перфект настоящее zijn opgevlogen te zijn opgevlogen
будущее opgevlogen zullen zijn opgevlogen te zullen zijn
причастие настоящего времени причастие перфекта повелительное наклонение условное наклонение
opvliegend opgevlogen vlieg op, vliegt op vliege op
изъявительное наклонение единственное число множественное число
имперфект 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо
в главном предложении ik jij, je u gij hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
настоящее (o.t.t.) vlieg op vliegt op vliegt op vliegt op vliegt op vliegen op vliegen op vliegen op
прошедшее (o.v.t.) vloog op vloog op vloog op vloogt op vloog op vlogen op vlogen op vlogen op
будущее (o.t.t.t.) zal opvliegen zult/zal opvliegen zult/zal opvliegen zult opvliegen zal opvliegen zullen opvliegen zullen opvliegen zullen opvliegen
условное (o.v.t.t.) zou opvliegen zou opvliegen zou(dt) opvliegen zoudt opvliegen zou opvliegen zouden opvliegen zouden opvliegen zouden opvliegen
в придаточном предложении .. dat ik .. dat jij, je .. dat u .. dat gij .. dat hij, zij, het .. dat wij .. dat jullie .. dat zij
настоящее (o.t.t.) opvlieg opvliegt opvliegt opvliegt opvliegt opvliegen opvliegen opvliegen
прошедшее (o.v.t.) opvloog opvloog opvloog opvloogt opvloog opvlogen opvlogen opvlogen
будущее (o.t.t.t.) zal opvliegen
op zal vliegen
zult/zal opvliegen
op zult/zal vliegen
zult/zal opvliegen
op zult/zal vliegen
zult opvliegen
op zult vliegen
zal opvliegen
op zal vliegen
zullen opvliegen
op zullen vliegen
zullen opvliegen
op zullen vliegen
zullen opvliegen
op zullen vliegen
условное (o.v.t.t.) zou opvliegen
op zou vliegen
zou opvliegen
op zou vliegen
zou(dt) opvliegen
op zou(dt) vliegen
zoudt opvliegen
op zoudt vliegen
zou opvliegen
op zou vliegen
zouden opvliegen
op zouden vliegen
zouden opvliegen
op zouden vliegen
zouden opvliegen
op zouden vliegen
перфект 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо 1-е лицо 2-е лицо 3-е лицо
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
настоящее (v.t.t.) ben opgevlogen bent opgevlogen bent/is opgevlogen zijt opgevlogen is opgevlogen zijn opgevlogen zijn opgevlogen zijn opgevlogen
прошедшее (v.v.t.) was opgevlogen was opgevlogen was opgevlogen waart opgevlogen was opgevlogen waren opgevlogen waren opgevlogen waren opgevlogen
будущее (v.t.t.t.) zal opgevlogen zijn zal/zult opgevlogen zijn zult/zal opgevlogen zijn zult opgevlogen zijn zal opgevlogen zijn zullen opgevlogen zijn zullen opgevlogen zijn zullen opgevlogen zijn
условное (v.v.t.t.) zou opgevlogen zijn zou opgevlogen zijn zou/zoudt opgevlogen zijn zoudt opgevlogen zijn zou opgevlogen zijn zouden opgevlogen zijn zouden opgevlogen zijn zouden opgevlogen zijn